Niet alle heechiemen (terpen, wierden, warften) langs de Fries/Friesische kust zijn afgegraven.
De resterende etaleren waar archeologen aan voorbijgaan omdat ze op vondsten dateren.
Dat betreft als bewoners ruim twee millennia kiezen voor de voordelen —door opslibben bemesten kunnen combineren met
hun 'kæge land' (kæg, keeg, koog) ontzilt houden— van als zeekering volstaan met hooguit enkele eeuwen fungerende
(zomer)kaaien.
Maar de door bijna honderd generaties boeren met het vrijwel jaarlijks overlopen daarvan opgedane ervaringen, raakten door
het Deltaplan aan onze kant van de terpenkust onbenut.
Dat als zoveelste gevolg van wat ruim een eeuw geleden een waterstaatsminister zich permitteerde voor het nakomen van zijn
politiek beloofde afdamming van de Zuiderzee.
Lely kende daar zoveel belang aan toe dat hij zijn waterstaatsdienst het zwijgen oplegde voor onbekend houden van de
door die dienst in het stormvloedverslag vermelde verklaring voor in 1916 aan west- en zuidkant van die binnenzee opgetreden
doorbraken. Naast met een waterstaatkundige drogreden tot aanleggen van de Afsluitdijk besluiten, betekende dat buiten de
Fries/Frieische kust nog langer onbenut blijven zeedijken zoals daar 'bruchsicher' te maken. Dat door de binnenkant tot enkele
malen minder steilhellend te maken dan de 'salichheijt hanght aan de hoochte' aanbevelende dijkbouwwijze daar tot 1953
toegepast hield.
Dat bleef buiten beeld doordat archeologen en taalkundigen bijdroegen aan Nederlands waterstaatsverleden
ondersteunend verklaard houden. En vervolgens door ombouwen tot deltadijk volledig vergoeden de waterschappen verleiden
tot hun dijken tot drie meter hoger maken en asfaltbekleed tot hoger dan ze waren. Maar de versnellende zeestijging vraagt om
niet langer onbenut te laten dat zijn wortelmat gras tot een veel sterkere dijkbekleding maakt dan gevoelsmatig gedacht en dat
de binnenkant bij huidige zeedijken tot enkele malen minder steil staat dan in Lely's voetsporen gaan lopen buiten de
terpenkust toegepast hield.